De DAF YP 408 is een gepantserd voertuig met acht wielen waarvan er zes worden aangedreven. De beide voorassen, waarvan de wielen onafhankelijk zijn geveerd, zijn gekoppeld bestuurbaar. De achterbrug is voorzien van een bogiestel. De romp (hull) is zelfdragend.
Reductiebak met centraal differentieel en verdeelkasten
De reductiebak is achter de versnellingbak gemonteerd en door een korte
tussenas daarmee verbonden. De reductiebak bevat de tandwielen voor de hoge
en de lage overbrengingen en een centraal differentieel. De beide verdeelkasten
zijn door askokers met de reductiebak verbonden. Het gehele samenstel is
op drie punten in rubber aan in de romp opgehangen.
Reductiebak
De reductiebak stelt de bestuurder in staat iedere overbrengingsverhouding
van de versnellingsbak nog eens extra te reduceren, zodat in moeilijk terrein
onder praktisch elke omstandigheid over voldoende trekkracht kan worden
beschikt.
Differentieel
Het differentieel is aan de voorzijde van de reductiebak in een aangegoten
huis ondergebracht. Het pignontandwiel vormt een geheel met de onderste
as van de reductiebak, terwijl het kroonwiel op de differentieeldrager,
in de rechter askoker is aangebracht.
Verdeelkasten
De beide verdeelkasten bevatten een conische tandwieloverbrenging. In de
askokers bevinden zich de korte steekassen voor de aandrijving van de voor-
en achterwielen (de tweede vooras wordt niet aangedreven). Het inschakelen
van de voorwielaandrijving geschied door middel van een hefboom in de bestuurdersruimte,
waardoor de schakelkasten aan de voorzijde van de verdeelkasten worden bediend.
Wielaandrijving
Vanuit het differentieel wordt de aandrijfkracht van de motor via de korte
steekassen overgebracht naar de verdeelkasten. De verdeelkasten brengen
deze kracht dmv de tussenassen over naar de wormkasten aan de voor- en achterzijde
van het voertuig. In de wormkasten bevinden zich een worm met wormwiel.
De aandrijving van elk wiel geschiedt door een steekas, welke in de naaf
van het wormwiel is gestoken.
Voorwielaandrijving
Bij de voorwielaandrijving, (waarbij alleen de eerste vooras wordt aangedreven)
zijn de wormkasten dmv de fuseedragers aan de wieldraagarmen gemonteerd.
De steekas bestaat uit een lang en een kort deel, verbonden door een Bendix
homokinetische koppeling. De wielnaaf draaft op twee conische rollagers
op de asstomp.
Achterwielaandrijving
Bij de achterwielaandrijving zijn de wormkasten door de balanceurhouders
aan de balanceurjukken opgehangen. De naven, wielen en ankerplaten worden
door de balanceurhouders gedragen. De steekassen zijn vrijdragend en aan
het einde van een flens voorzien. De wielnaaf draait met conische lagers
op de asstomp.
Wielophanging, vering en schokbrekers algemeen
De wielophanging en vering is zodanig, dat ongeacht de bewegingen van de
assen en wielen, de wormkasten steeds in horizontale stand blijven.
Uit groene DAF folder.
Voorwielaandrijving en vering van de eerste vooras
De ophanging van deze as wordt gekenmerkt door een constructie, waarbij
elk wiel is bevestlgd aan een paar wieldraagarmen. Deze zijn aan dwarskokers
gelast, welke aan de buitenzijde in een lagersteun en aan de binnenzijde
in een inklemkast zijn gelagerd op bronzen lagerbussen. In elke dwarskoker
bevindt zich een torsiestaaf, die voor de vering dient en aan beide zijden
van groeven is voorzien. De groeven met de grootste uitwendige diameter
passen in overeenkomstige groeven van de dwarskoker, terwijl de groeven
met de kleinste diameter passen in de overeenkomstige groeven van de inklemkast.
Voorwielophanging en vering van de tweede vooras
De wielen van de tweede vooras zijn elk dmv een dwars liggende wielarm onafhankelijk
opgehangen. De vering komt tot stand door twee achter elkaar.gekoppelde
in langsrichting liggende torsiestaven. Aan de buitenzijde is de wielarm
verbonden met een lange schuifbus (binnen- en buitenbus). Bij het inveren
schuift de binnenbus in de buitenbus omhoog. De begrenzing vindt plaats
door bovenliggende schotelveren. De beide wielen van de tweede vooras, kunnen
in noodgevallen afzonderlijk omhoog worden gelicht en dan met daarvoor bestemde
kettingen zodanig aan de romp worden opgehangen, dat de wielen vrij van
de grond komen. In deze stand kunnen de wielen van de tweede vooras als
reservewielen worden gebruikt.
Achterwielophanging en vering
De achterwielophanging bestaat uit een tandemstel met enkele draagas, welke
dmv langsliggehde bladveren aan de romp is verbonden. Op de uiteinden van
het aslichaam zijn verticale draagplaten gelast, waartussen de balanceurjukken
op assen draaien. De balanceurassen zijn met bronzen lagerbussen in de balanceurjukken
gelagerd. Op de uiteinden van de balanceurjukken zijn de wielen en wormkasten
op holle assen in de balanceurhouders gemonteerd, terwijl de naaf draagt
op een in de balanceurhouder ingeperste ashuls. De uitslag van de balanceurjukken
wordt bepaald door begrenzingskabels. De vering bestaat uit twee half-elliptische
bladveren, welke aan de voorzijde in een veeroog en aan de achterzijde in
een schommel zijn opgehangen. De veerbouten dragen in rubber bussen die
niet behoeven te worden gesmeerd.
Schokbrekers
Zowel aan voor- als achterzijde wordt de vering gedempt door hydraulische
dubbelwerkende, telescopische schokbrekers. De eerste vooras en het tandemstel
zijn voorzien van twee stel schokbrekers, terwijl de tweede vooras met een
stel schokbrekers is uitgerust.
Foto: Tony van Lin