Militaire dienstplicht. Lichting ’65-’66, Tapijnkazerne Maastricht.
Na in Delft gekeurd te zijn voor de dienstplicht, werd ik opgeroepen om me op 5 november te melden op station Maastricht. Daar stond men gereed om ons per vrachtwagen (Dikke DAF) naar de Tapijnkazerne te brengen. Hier kregen we uitvoerige instructies over hoe we moesten staan en goed moesten luisteren of onze naam werd opgeroepen. Hierna konden we in een andere rij gaan staan, waarna we, nadat allen verdeeld waren, af moesten marcheren naar ons vertrek. Na enige tijd wachten kwam de sergeant en moesten we naar de fourier voor de kleding en andere benodigdheden. Hierna prikten we even bloed en keerden terug naar de kamer waar we met 20 man een preek kregen die er niet om loog.
De volgende dag was er vroeg appèl, met de nodige problemen buiten aantreden met al je benodigdheden, zoals je etensblikken. Je pukkel was goed gevuld en daaroverheen kwam dan de halve tent en dekens. Buiten moesten we alles uitpakken en controleren, dan weer inpakken en terug naar je kamer. Daar moest meteen alles weer mes breed in de kast liggen. Dit herhaalde zich enkele keren en alles moest in looppas. Tussen de middag gingen we naar de kantine voor een broodmaaltijd. Op afroep kregen we een handboek soldaat en ons plaatje met gegevens.
![]() |
![]() |
Elke dag liepen we kilometers, de berg op en later de berg af, en dan was ik kapot met mijn korte beentjes. Doordat ik de kleinste was met mijn korte benen, kon ik geen maat houden en dus ook het tempo niet bijbenen. Gevolg was dat ik al snel disciplinaire straffen kreeg, bijvoorbeeld 50 rondjes hardlopen in volle bepakking over de sinterbaan. Ik kreeg wel steun van een kamergenoot (Knibbe); hij liep met me mee, maar wel in korte broek en T-shirt, maar weer wel met zijn kisten zonder veters. We kregen regelmatig les in het koperpoetsen, het insmeren van de koppel (riem) en de pukkel (rugtas) niet te vergeten. Je kast werd diverse keren leeg getrokken, zodat alles over de grond lag. Dit moest je in no-time weer mes breed in de kast leggen en geen privédingen in het zicht laten.
Zoals je op de foto een voeteneind van de oude stapelbedden ziet, zijn deze niet voorzien van een matras, maar van stro. Deze zakken moesten we zelf vullen, dus je begrijpt wel wat voor een zooitje dat was. Dagenlang had je wel ergens een strootje tussen en slapen deed het voor geen meter. Maar ja, we moesten het er maar mee doen; veel slaap kreeg je trouwens toch niet. Telkens kwam de sergeant met zijn fluitje en dan moesten we aantreden. Buiten op het plein, in vol ornaat (dat was dus gekleed volgens de regel, met volle pukkel en daarover je halve tent met daarin je dekens gerold, dit noemde men een berenlul), moesten we aanstaan. Dit ging een paar keer per nacht en soms ook overdag als je net naar de kantine wilde gaan. In het begin werd iemand uit de rij geroepen en moest alles voor zich uitspreiden, en dan keek de sergeant of het schoon was en of het goed gevouwen was. Hij gooide het wel eens op een hoop.
Na enkele weken begon dit weer, alleen viel het iedereen op dat ik meestal de controle kreeg en niemand anders. Plots begon hij dan: “Hé Rooie, uittreden!” Dat deed ik dan, want ik was de enige “rooie” in het peloton. Er zijn altijd mensen waar je dat van pikt, maar tijdens het opnaaien van de wapenemblemen aan het uniform maakten twee collega’s me erop attent dat hij wel erg ver ging. De eerstvolgende keer dat we moesten aantreden, stond er een jongere sergeant bij en was het weer “Rooie, uitpakken!”, waarop ik, na dit gedaan te hebben, hem vertelde dat ik door niemand “Rooie” genoemd wilde worden. Hij deed alsof hij dit niet gehoord had en inspecteerde alles, en we konden weer inrukken. Op de kamer aangekomen en de sullen weer in de kast volgens voorschrift, kwam hij weer inspecteren en ik moest in de houding staan. Hij zei: “Ik bepaal of ik tegen jou ‘Rooie’ zeg of niet, houd daar rekening mee.” En meteen: “Rooie, buiten aantreden!” En BOEM, ik sloeg hem boven op zijn bek, en gelijk had ik een beschermhaag van collega’s om me heen. De volgende dag op appèl kwam alleen de jonge sergeant en hij vertelde me dat ik ’s middags op rapport moest bij de kapitein. Ik moest na het ontbijt op mijn kamer blijven tot ik door een adjudant gehaald werd. Ik ging op rapport, met de adjudant mee naar de kamer van de kapitein. Daar kreeg ik te horen wat ik had gedaan en of dat zo was? Hij had duidelijk niet verteld waarom, dus vertelde ik dat maar waarna de jonge sergeant op moest draven en het hele voorval buiten moest bevestigen. De sergeant in kwestie is toen verplaatst naar een andere compagnie.
We hadden ook regelmatig schietoefeningen, nou dat was een giller. We hadden op de kamer een FAL, maar schieten mochten we alleen met een oude karabijn en het vizier was zo slecht dat er jongens geen treffers hadden en de man ernaast er 20 in kreeg, terwijl we maar 10 schoten hadden. Ook kregen we een winterbivak. We moesten in het veld de twee helften van de tent annex regencape aan elkaar knopen, zodat we samen een tentje hadden, en hiermee gingen we in de eerste nacht in. Nou, verrekte koud hoor. In het beekje hakten we het ijs weg en hadden we water om te wassen en scheren. Brrr. We hoorden een hoop geroezemoes bij een paar officieren en onderofficieren. Wat bleek, zij hadden een grote tent en in het midden stond een kachel, maar deze was ’s nachts uitgegaan en toen bleek de winterbivak toch te koud voor de heren. Een van de officieren had bevroren tenen. Dus inpakken en terug naar de kazerne. Maar de meeste tijd moesten we de FAL schoonmaken, en zo vaak dat je hem blindelings helemaal in en uit elkaar kon halen. Nou, de tijd in Maastricht was verder best gezellig. Leuke stad met leuke kroegjes, waar we ook regelmatig vertoefden. Maar zo vlogen toch de eerste twee maanden diensttijd om en moesten we naar andere bestemmingen. Voor mij en enkele anderen van mijn kamer werd dat PIROC bij Eindhoven.
Lichting '65-'66, PIROC (Pantser Infanterie Rij Opleidings Centrum).
Na 2 maanden in Maastricht werden we op de trein naar Eindhoven gezet en daar aangekomen werden we weer per "Dikke Daf" vervoerd naar Velhoven, een rijopleidingsbasis voor YP en AMX. Een klein kamp met leuke barakken, ieder met twee kamers voor 8 man, en het eerste wat we moesten doen was matrassen halen. Ja, echte matrassen en geen zakken stro meer.
Ja, het zag er leuker uit en de kantine was opeens een "Mess", en de eerste avond gelijk Indische maaltijd, nou dat was top. En aangezien er veel Molukkers waren (onze commandant was er een), kan je nagaan dat je bek in brand stond als je het niet gewend was om kruidig te eten. Onze commandant was sergeant majoor Tauran, een topvent. Als je hem zo hoorde, werd je bang maar dat was uiterlijk vertoon. Hij kon een grap incasseren en waarderen, maar hij pakte je altijd terug met humor. Ik had wat geflikt en moest 3 dagen "achter de wacht" zoals de straf genoemd werd, en wel in mijn weekend. Nu was dat geen probleem want het was carnaval en iedereen wilde daar heen, dus ook de wacht zelf en zelfs de officier van piket. Ik werd toen maar aangesteld als wacht en hun konden een uurtje weg. Maar een uurtje werden er meer, en wat bleek: ze waren de majoor tegen het lijf gelopen en zijn samen verder gaan feesten. De volgende dag mocht ik ter compensatie even weg.
Wij kregen rijlessen op de YP, sommigen hadden net een B-rijbewijs en een enkeling, waaronder ondergetekende, reden voorheen al op een vrachtwagen. Er was ook een filmopname aan de gang over Jan Soldaat, en dan lag de cameraman met apparatuur op de motorkap, zijn voeten afzettend tegen de granaatwerpers. Nou, hij heeft mij wat vervloekt want ik moest er met snelheid door het waterbassin, nou hij was drijf nat. Hij mocht van geluk spreken dat het bassin niet zo vol was want wij reden er ook doorheen met periscoop. Het mooiste waren de ritten door de Drunense Duinen. Complete crossritten door de bossen en duinen, in of naast het spoor van de vorige ritten of van tanks. Een mooie grap was met de majoor tijdens Pasen. In de officiersmess stond een automaat voor eieren en deze waren bijna op. Nou, Tauran, zo daar wel even voor zorgen, en hij weg, een uurtje later kwam hij terug met een auto vol met eieren. Al tuuterend kwam hij vol bravour aan, maar trapte iets te hard op de rem van zijn oude autootje en die blokkeerde met een klap. Geen ei meer heel. Je kon wel nagaan hoe dat Fiatje er van binnen uitzag. We hebben hem er nooit meer mee zien rijden. Hem hebben wij die maand ook niet meer in gala-kloffie gezien.
Op de trouwdag van Beatrix zouden we verlof krijgen in ruil voor bloed. Alleen ik had pech, ik was vrijwillig aangewezen om "piketdienst" te lopen. Nou, daar ging mijn weekend. Een paar weken daarna werden wij gedumpt op het station, op naar onze parate bestemming.
Militaire dienstplicht. Lichting ’65-’66, Oranjekazerne Schaarsbergen
Mijn eerste dag bij de parate hap was allesbehalve rooskleurig. De dag
zelf was één waterballet, dus vanaf het station regende het pijpenstelen
tot de kazerne in Schaarsbergen toe. De Oranje Kazerne Schaarsbergen; Garde
Jagers 12e PAINT BAT. Ost Compagnie. Aangekomen werd ik ingedeeld in mijn
kamer en bleek dat onze plunjebalen nog niet gearriveerd waren, dus zaten
wij in ons goede kloffie. Opeens appèl, en moesten we aantreden en inpakken
want er moesten een paar bobo’s zien hoe groot een Regiment was, en moesten
wij er als een speer naar de Elspeterheide waar alles al opgesteld was.
Aangezien onze spullen er nog niet waren, dan maar zo.
In een open Nekaf
naar de heide, en het begon nog te regenen ook. In de middag kregen wij
te horen dat we er moesten blijven, want door het slechte weer kwamen ze
morgen pas. Het bleef maar regenen en het was stervens koud. De volgende
morgen werd maar alles afgeblazen en konden we terug. Onze plunjebaal was
gelukkig droog gearriveerd, en kregen wij de rest van onze spullen via de
fourage en de wapenkamer. Door mijn functie werd ik ingedeeld bij de “Oude
lichting 6”, terwijl ik nieuwe 6 was.
De KN 88-73 was mijn voertuig, de commando YP verkenner
mortierpeloton Garde Jagers in Schaarsbergen. Ik kwam paraat als 65-6
bij de groep 63-6 dus die zwaaide al snel af.
Ik zwierf maar met alles mee en reed vaak Generaal Welleman op de
oefeningen met mijn YP. Zoals je weet was deze altijd voorzien van
diverse radio/zenders dus we hadden altijd radio Luxemburg aan staan.
Maar ik had ook geen vaste commandant dus werd ook nooit voor gedragen
en ben door het afzwaaien dus Jager1.
In het begin met 5 YP's en een
lijst van BOS stations door Nederland (inrijden) en gelijk m'n moeder
verhuist.
In mijn tijd beschikten we nog niet over YP
mortiertrekkers, dus gingen de manschappen met een Web het veld in. Geen
trekhaak ofzo. Ik zat in 1e linie met een sergeant of luitenant om de
coordinaten te bepalen voor het doel.
De gecamoufleerde Ost 23, KN 88-75. Ik was duidelijk een lui persoon
gezien ik overal of op een bank lig of op de klep van m'n YP.
Leen
Rijsdijk ( YP Ost 23) heb ik ook een paar leuke verhalen van, wij waren
de hele diensttijd in dezelfde Compagnie.