De DAF YP 408, een koninklijk voertuig

De invoering bij het 1e Legerkorps.
De eerste voertuigen van de productieversie kwamen in juni 1964 ter beschikking. Van dat moment af werd de YP 408 ingevoerd bij opleidingseenheden, zoals de RTS en het PIROC, en bij eenheden van het 1e Legerkorps. De CGS besloot de invoering bij de parate eenheden gepaard te doen gaan van een aanvullende troepenbeproeving op grotere schaal. Deze vond plaats in de tweede helft van 1964 door 11 Infanteriebataljon Garde Grenadiers dat daartoe tijdelijk 18 YP 408 ter beschikking kreeg, voldoende voor de uitrusting van een tirailleurcompagnie.

De eerste YP's rijden de Saksen Weimarkazerne binnen.

Op 31 juli 1964 kwamen de eerste acht de poort van de Saksen Weimarkazerne in Arnhem binnenrijden, nadat in de weken daarvoor de chauffeurs bij de Rij- en Tractieschool hun rijbevoegdheid op de YP 408 hadden verkregen. De Koningscompagnie van het garderegiment werd belast met de beproeving die op 10 augustus daaropvolgend op de Oirschotse heide een aanvang nam. Als onderdeel daarvan nam de compagnie in oktober van dat jaar deel aan de jaarlijkse oefening van de 4e Divisie in de omgeving van Hohne. Dit was de eerste inzet in groter verband; er zouden er nog vele volgen. De Commandant van de 4e Divisie, waartoe het 11 Infanteriebataljon behoorde, liet bij de aanbieding van het rapport over de beproeving weten dat de YP 408 een geslaagd product was dat een wezenlijke versterking van het potentieel betekende en dat zeer goed paste in het operationele optreden. Op aandringen van de Commandant van het 1e Lk mocht de Koningscompagnie de voertuigen, die waren ingedeeld bij DBV, na afloop van de beproeving behouden teneinde verdere ervaring op te doen. Het was ook deze compagnie - van inmiddels 11 Pantserinfanteriebataljon (Painfbat) - die de YP 408 aan het publiek toonde tijdens de grote wapenschouw op 5 mei 1965 op de Vlasakkers.

De YP's van de Koningscompagnie op 5 mei 1965 tijdens de wapenschouw op de Vlasakkers. Op achtergrond het baldakijn, waarop de Koningin en prins Bernhard staan, vergezeld van leden van de regering en van militaire autoriteiten.

Na 11 Painfbat werden nog zeven pantserinfanteriebataljons met de YP 408 uitgerust: 12, 13, 15, 43, 44, 45 en 48 Painfbat. Dat bleef zo tot de YP 408 uit de bewapening werd genomen Een pantserinfanteriebataljon omstreeks 1970 beschikte organiek over 67 YP 408, namelijk de drie tirailleurcompagnieën elk over 14 voertuigen (2 pwco en 12 pwi), de ondersteuningscompagnie, onder meer ten behoeve van de getrokken 120 mm mortier en de mortier- en artilleriewaarnemers, over 16 voertuigen (7 pwco en 9 pwmr) en de staf- en stafverzorgingscompagnie over 9 voertuigen (3 pwco, 3 pwv en 3 pwgwt). Bij de invoering van de gevechtsveldbewakingsradar en de TOW werd dit aantal uitgebreid met 3 pwrdr bij de staf- en stafverzorgingcompagnie en 6 pwat bij de ondersteuningscompagnie. De organieke sterkte kwam daarmee op 76 YP 408.
Daarnaast deed het voertuig dienst bij de divisiestaven (elk 2 pwco) en de legerkorpsstaf (2 pwco).

Bij het G-eskadron van de Koninklijke marechaussee werden de voertuigen van de oerversie aan het einde van de jaren zestig vervangen door drie pwco, terwijl het eskadron daarnaast in tijden van nood ook de beschikking zou krijgen over zes pwi uit de oorlogsreserve  Noot.

Een YP van het G-esk van de KMar in 1983 op de Kolonel van Royenweg in Soesterberg Noot .

De CGS had er geen bezwaar tegen dat de bij dit eskadron ingedeelde voertuigen van de oerversie uit de bewapening werden genomen.

De YP 408 voldeed in de praktijk goed. Het is echter de vraag of als het in latere jaren tot inzet was gekomen die opvatting niet had moeten worden bijgesteld. Met name de bescherming tegen (antitank)wapens en mijnen was onvoldoende.
Van het begin af vergde het voertuig veel onderhoud. Door het niet steeds tijdig en voldoende voorradig zijn van onderdelen op de lagere onderhoudsniveaus, een euvel waar de Koninklijke Landmacht meer last van had, kon het geruime tijd duren voordat mankementen werden gerepareerd. Dat had zijn gevolgen voor de inzetbaarheid van de voertuigen. Een oud-groepscommandant (lichting 76-4) verwoordt zijn ervaringen aldus: de YP's hadden de naam 'altijd stuk te zijn'. Die ervaring heb ik zelf ook. Heel wat keren ben ik op oefening geweest in de achterbak van een YA 328 omdat mijn YP bij de compagniesonderhoudsgroep op onderdelen stond te wachten (die er in de kazerne nooit waren). Ook vertrokken YP's regelmatig op oefening hangend in de takels van een YB 616 omdat tijdens een oefening die gezochte onderdelen plotseling wel voorhanden bleken. Die onderhoudsgroepen waren altijd razend druk op oefening. Een verplaatsing naar Duitsland was een afvalrace waarbij nooit bekend was hoeveel YP's er daadwerkelijk heelhuids aankwamen. Alles ging stuk. Het was zelfs zo erg dat ik een week voor een geplande oefening mijn YP al 's nachts door mijn groep liet bewaken om te voorkomen dat hij door andere groepen gekannibaliseerd werd. Vreemd genoeg deed dit geen afbreuk aan de reputatie van de YP. Ze hadden allemaal een eigen karakter en eigenaardigheden en werden vertroeteld als huisdieren. Een goed werkende YP was de trots van de chauffeur, de commandant en zeker de infanteriegroep. Juist die kwetsbaarheid en die kuren hebben volgens mij bijgedragen aan de populariteit van de YP.

...in de takels...

Libanon
De YP 408 was niet alleen verkrijgbaar in legergroen, maar ook in het wit. Begin 1978 besloten de Verenigde Naties een vredesmacht in Zuid-Libanon te stationeren om de aldaar strijdende partijen te scheiden. Deze vredesmacht, de United Nations Interim Force in Lebanon (Unifil), bestond uit acht bataljons. Toen de Franse regering in 1979 een van haar bataljons terug trok, besloot de Nederlandse regering tot deelname en werd 44 Painfbat dat voor het vervullen van taken in VN-verband was aangewezen, uitgezonden naar Libanon. De voertuigen, waaronder 58 YP 408, werden wit gespoten

Radar(pwrdr) Libanon

Het terrein was moeilijk begaanbaar en er waren weinig begaanbare wegen. Het motorvermogen bleek onvoldoende voor het bergachtige terrein. De voertuigen hadden behoorlijk te lijden. Dit noodzaakte tot veel extra onderhoud, ja zelfs tot een tweetal vanuit Nederland georganiseerde oppepoperaties, maar de YP 408 vervulde tot 1985, toen de overgebleven compagnie werd teruggetrokken, trouw dienst, waarbij met name de snelheid van het voertuig werd uitgebuit.

Buitenlandse gebruikers
DAF stelde pogingen in het werk om de YP 408 aan het buitenland te verkopen. De Duitse Bundeswehr had aanvankelijk belangstelling, maar het bleef bij de beproeving in april 1961. Om de YP 408 aan de man te brengen stelde DAF in de tweede helft van de jaren zestig een prachtige brochure in kleur samen, waarin de technische prestaties en de verschillende uitvoeringen werden besproken. Deze brochure verscheen in het Engels, het Duits en het Frans. Het mocht echter niet baten. Pas toen de YP 408 bij de KL uit de bewapening was genomen, werd in het begin van de jaren negentig voor 28 afgestoten voertuigen een nieuwe werkkring gevonden bij de Portugese luchtmacht, de Força Aérea Portuguesa. Daar deden ze - en doet een deel nog steeds - dienst op verschillende vliegbasis bij de luchtmachtpolitie.

Força Aérea Portuguesa

Het ging om 22 pwi en 6 pwco die door RDM in Rotterdam werden gerevideerd alvorens naar Portugal te worden gezonden.

Vijf stuks waren in de jaren zeventig in gebruik bij de Troepenmacht in Suriname Noot. Deze vijf werden in 1975 bij de onafhankelijkheid overgedragen aan het Nationale leger van Suriname, dat ze nog jaren heeft gebruikt. Bij de verschillende schermutselingen om de macht in het begin van de jaren tachtig speelden deze voertuigen een prominente rol.

Het einde
Het gelijktijdig ingevoerde pantser rupsvoertuig AMX voldeed in de praktijk veel minder dan de YP 408, vooral de technische betrouwbaarheid was slecht. Daarom werd dit voertuig als eerste vervangen. Gekozen werd voor het in Amerika ontwikkelde Armoured Infantry Fighting Vehicle YPR 765, waarvan er 889 werden aangekocht. De YPR 765 verving tussen 1976 en 1980 de AMX. Vervolgens werd gewikt en gewogen of de YP 408 door een wiel- of door een rupsvoertuig moest worden opgevolgd. Uiteindelijk werd gekozen, mede uit een oogpunt van standaardisering, voor de YPR 765. Er werden daartoe 841 voertuigen aangekocht die in licentie door DAF Special Products werden gebouwd. Na de nodige aanloopproblemen bij de productie en de daarmee gepaard gaande vertraging in de aflevering, waardoor de YP 408 zo'n twee jaar moest nadienen, werden ze in de periode van 1987 tot en met 1989 afgeleverd. Als gevolg daarvan verdween de YP 408 in die periode uit de bewapening. Last Wheels was de laatste grote oefening waaraan door de YP 408 werd deelgenomen. Dat was in april 1987 met 11 Painfbat. Korporaalchauffeur 1 R. in 't Veld van die eenheid zei in de Legerkoerier van juni 1987: 'Het vervelende is dat-ie in zwaar terrein snel vast komt te zitten. Je moet niet in de berm gaan rijden met dat losse zand, want dan kom je er niet meer uit (...)'. Wanneer werd dat ook al weer eerder gezegd?

De meeste YP 408 werden in afwachting van hun lot overgebracht naar 573 Verzamelplaats te Soesterberg. DAF toonde belangstelling voor teruglevering van de YP 408 aan DAF Special Products teneinde deze na revisie aan het buitenland te verkopen.. Dat ging niet door. Een deel werd gebruikt als oefendoel op de verschillende schietterreinen. Enkele kwamen in musea terecht en ook enkele bij liefhebbers. Een klein aantal hield nog enige tijd bij de KL stand en werd voor verschillende, niet operationele doeleinden gebruikt. De terzijde gestelde YP 408 vervulden nog een nuttige rol in het kader van het nakomen van de ontwapeningsafspraken. Onder veel publicitaire aandacht werd aangekondigd dat 261 werden versneden om aan die afspraken tegemoet te komen. Foto's van controlerende Russische militairen tussen de restanten verschenen in de pers. Dat deze voertuigen ook zonder die afspraken hetzelfde lot had getroffen, gelijk het overgrote deel van de overige YP 408, ontging velen.
Het lot van de twee overgebleven YP 408 van de oerversie is onbekend maar ze zullen ook verschroot zijn. Naar verluidt, hebben ze jaren gestaan in een garage op het achterterrein van de Marechausseekazerne op Fort De Bilt.

Wat rest
Buiten restanten van voertuigen zijn er tot dusver 26 in Nederland en 36 in het buitenland getraceerd.

KN 90-01 in particulier bezit

Het Legermuseum heeft er vier: een pwi in UNIFIL-beschildering (unifil 4390), een pwco (KN-89-94), een pwgwt (KN-90-46) en een uitgeklede versie voor instructiedoeleinden.
Bij het Cavaleriemuseum staat een voormalige pwi van het G-eskadron (KN-75-54).

Gebruikte bronnen en literatuur

TERUG


Copyright Ruys 2004-2009