HOOFDLICHTSCHAKELAAR
Bijna geheel rechts op het instrumentenpaneel bevindt zich de hoofdlichtschakelaar.
De hoofdlichtschakelaar bevat 7 standen waarvan 6 lichtstanden en 1 neutraalstand
(recht omlaag). De neutraalstand is vergrendeld. Als de schakelaar uit de neutraalstand
in de eerste lichtstand rechts of links wordt geplaatst, moet eerst de vergrendelknop
worden ingedrukt. Daarna kan de schakelaar worden omgezet.
De schakelaar rechtsom betekent:
Stand 1 = Richtingaanwijzerlampen, claxon en stoplichten kunnen werken.
Stand 2 = Stadslichten en achterverlichting branden.
Stand 3 = Grootlicht en achterverlichting branden.
De schakelaar linksom betekent:
Stand 1 = IR Infra-rood rijapparatuur ingeschakeld.
Stand 2 = Verduisterde voorlampen en verduisterde achterverlichting branden.
Stand 3 = Als bij stand 2 echter de verduisterde rijlamp brandt ook.
OPMERKING:
In de laatste 3 standen werken de richtingaanwijzerlampen niet. Tijdens het
rijden moet de hoofdlichtschakelaar steeds in stand 1 rechtsom zijn gezet om
de richtingaanwijzerlampen, de stoplichten en de claxon te kunnen gebruiken.